Geo-engineering: ENGIE wil onderzoek aanmoedigen
Het Akkoord van Parijs, dat in 2015 werd aangenomen en sindsdien door 193 landen is geratificeerd, belooft koolstofneutraliteit tegen 2050. Het doel: de opwarming van de aarde beperken tot 2 graden of zelfs 1,5 graad. Om daarin te slagen, wordt wereldwijd geëxperimenteerd met een hele reeks oplossingen om onze productie- en consumptiewijzen aan te passen. De wetenschappers van het departement Onderzoek & Innovatie van ENGIE volgen al die initiatieven op de voet en publiceren jaarlijks een overzicht van hun reflectie op dit onderwerp. In 2023 bevat dit rapport voor het eerst een hoofdstuk gewijd aan een zeer controversieel thema: geo-engineering.
Wat is geo-engineering?
Geo-engineering is een aanpak die veel kritiek oogst bij milieuorganisaties. Het houdt in dat de mens bepaalde natuurlijke parameters beïnvloedt, zoals neerslag, klimaatopwarming of de ontwikkeling van bepaalde ecosystemen. Er wordt dus bewust ingegrepen in het milieu om de schadelijke gevolgen van onze levenswijze voor de planeet te corrigeren.
Tot op heden is weinig onderzoek gedaan op dit vlak (wereldwijd zijn of waren er ong. 1.700 projecten). Wel is men het erover eens dat er binnen geo-engineering twee hoofdcategorieën van technologieën of werkwijzen bestaan. Allereerst zijn er de technologieën waarmee CO2 wordt opgevangen of uit de atmosfeer wordt verwijderd. Dit kan bijvoorbeeld door herbebossing, de creatie van koolstofputten bestaande uit biomassa of mineralen, of bemesting van de oceaan. In het laatste geval wordt ijzersulfaat in het water gebracht om de fotosynthese door fytoplankton te stimuleren en zo grotere hoeveelheden koolstof op te vangen.
De andere tak van geo-engineering wordt zonnestralingsbeheer genoemd. Het streven is hierbij de hoeveelheid zonnestraling die door de aarde wordt opgenomen te verminderen, en de planeet zo af te koelen. Diverse technieken, zoals ruimteschilden en de injectie van aerosolen in de stratosfeer, vormen het voorwerp van onderzoek. Dit gaat gepaard met heel wat polemiek, want er is nog weinig bekend over de gevaren en onvoorziene gevolgen van deze technologieën.
“De mate van acceptatie door de samenleving varieert sterk naargelang de technologie. Het inspuiten van chemische producten in de lucht stuit op veel verzet, terwijl (her)bebossing veelal op bijval kan rekenen. Maar elke interventie heeft een impact op het milieu", aldus Jan Mertens, Chief Science Officer bij ENGIE en professor aan de Universiteit Gent. “Ook door een nieuw bos aan te planten op een plek waar zich geen bos bevond, veranderen we het lokale ecosysteem. En dat heeft gevolgen."
ENGIE roept op tot samenwerking
Er is dus sprake van heel wat controverse. Toch legt het nieuwe rapport de focus op geo-engineering. Waarom? Niet om iedereen op te roepen tot geo-engineering over te gaan, maar om uit te nodigen tot een collectieve denkoefening en meer onderzoek. “Op dit moment bestaat er een taboe rond geo-engineering, en dat is niet wenselijk", stelt Jan Mertens vast. Door onderzoek te doen, kunnen we de reële doeltreffendheid en de reële impact van de diverse technologieën meten. En dan zou kunnen blijken dat een bepaalde vorm van geo-engineering minder schadelijk is dan nu wordt gedacht."
Volgens deze wetenschapper is het van cruciaal belang dat zulk onderzoek wordt gedaan, want vermindering van de uitstoot zal wellicht niet volstaan om de klimaatdoelstellingen te behalen: “Het is zeker niet de bedoeling om de uitrol van hernieuwbare energievormen en de transitie naar koolstofneutrale energie te vertragen, en ook niet om excuses te vinden om fossiele brandstoffen te blijven gebruiken! Geo-engineering moet eerder worden gezien als een noodhulpmiddel dat noodzakelijk kan blijken als we de temperatuurstijging in voldoende mate willen beperken."
Eén ding is zeker: in de strijd tegen de opwarming van de aarde bestaan er geen wondermiddelen. De energietransitie houdt in dat een brede waaier aan oplossingen moet worden uitgewerkt. Een groot deel daarvan moet nog worden gevonden. Zal geo-engineering er één van zijn? Met de huidige staat van kennis valt die vraag niet te beantwoorden …